Uitspraak in zaak steekpartij Hoogkerk waarbij 14-jarige overleed
Geplaatst op 16 mei 2022, om 15:36 uurHoogkerk – De rechtbank Noord-Nederland heeft een 24-jarige man veroordeeld voor het om het leven brengen van een 14-jarige jongen en voor een poging tot moord op een penitentiair inrichtingswerker. Daarnaast is hij veroordeeld voor een aantal vernielingen.
Op 6 juni 2021 heeft de man een jongen in de Albert Heijn in Hoogkerk door meerdere messteken om het leven gebracht. Het slachtoffer was op dat moment met zijn beste vriend in de supermarkt om snoep te kopen en werd onverhoeds en met veel geweld gedood. Dit gebeurde op klaarlichte dag, waardoor winkelend publiek en personeel van de supermarkt hiervan ongewild getuige zijn geweest.
De rechtbank heeft geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat de man hierbij met voorbedachte raad heeft gehandeld. De man heeft geen verklaringen afgelegd die op een voorafgaand plan tot het doden van de jongen duiden. Ook het kort tevoren stelen van een mes, levert onvoldoende aanwijzing voor voorbedachte raad op. Het is namelijk niet uit te sluiten dat hij dat heeft gedaan, omdat een oude obsessie voor messen op dat moment opspeelde. Ten slotte is de korte tijdspanne tussen het uit de verpakking halen van het mes en de uitvoering van het delict, mede gelet op de psychische gesteldheid van de man, te kort om voorbedachte raad te kunnen vaststellen.
Op 12 juni 2021 heeft de man een forensisch therapeutisch medewerker die hem in de gevangenis ontbijt kwam brengen met een afgebroken antenne in de borststreek gestoken. Het slachtoffer kon de steekbeweging afweren, waardoor dodelijk letsel is voorkomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat hierbij sprake is geweest van opzet op de dood en voorbedachte raad. De man heeft over dit feit namelijk verklaard dat hij iemand in zijn hart wilde steken en iemand van kant wilde maken en hij had de afgebroken antenne al minimaal een dag op zak. Het steken met de lange dunne antenne met aan het uiteinde een gekarteld randje wordt bovendien als potentieel dodelijk aangemerkt.
De man is onderzocht door gedragsdeskundigen. Die hebben geconcludeerd dat de strafbare feiten in sterk verminderde mate aan de man kunnen worden toegerekend en adviseren een behandeling in het kader van de tbs-maatregel. De rechtbank heeft dit advies overgenomen en heeft de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege opgelegd. Deze maatregel is niet in duur beperkt.
Daarnaast heeft de rechtbank een gevangenisstraf van 8 jaren opgelegd. Hierbij is onder meer rekening gehouden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de man en de aard en de ernst van de door hem gepleegde strafbare feiten. Door het handelen van de man moeten nabestaanden leren leven met de willekeurige en zinloze dood van de jongen en kampen zij met diverse psychische klachten. Ook voor de penitentiair inrichtingswerker is de psychische impact groot geweest.
De rechtbank heeft vergoeding van affectieschade toegekend aan de ouders van de jongen. De gevorderde affectieschade van de broer, opa en vriend van het slachtoffer is afgewezen. Zij vallen namelijk buiten de door de wetgever bedoelde kring van gerechtigden.
Daarnaast heeft de rechtbank vergoeding van shockschade toegekend aan de ouders van de jongen en aan de vriend en de opa van het slachtoffer. Zij zijn als personen die een affectieve relatie met het slachtoffer hadden direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van zijn overlijden en hebben daardoor psychische klachten ontwikkeld.